De eerste keer dat ik deze publiceer,
nja, enige feedback is welkom.
Hoe een zieke geest te werk kan gaan en een keizer sterft.
Op koninklijke wijze van zijn troon gestoten ligt de ontkroonde keizer op de marmeren vloer, te bloeden als die doodgeslagen hoer, gisterennacht gevonden in een luguber en verbijsterend onaangenaam steegje, waar zelfs de halfweggerotte gek niet met zijn enige been in durft hinken. Dat steegje, vlak naast haar huisje van genot, naamloos maar veelzeggend.
Die hoer, die een halve week daarvoor nog op royale wijze haar adelijke klanten bediende. Hun blauw bloed dat zich vermengde met haar, ver van blauwe en veel minder majestueuze levensvloeistof.
Nu in acht te nemen dat ze wel een bepaalde voorkeur had. Door sommigen minder geapprecieerd en aanvaard dan door anderen. Die vanuit de grond van hun zwarte ziel het zelfs helemaal verachtten. Misschien lag bij die fascinatie, obsessie, interesse wel de oorzaak van haar bijster gruwelijke, aan het demonisch grenzende einde.
Zoiets had hij nog nooit gezien, niet dat hij dit zou willen, maar de anonieme tip, die ochtend ontvangen, had toch wel een beroepsnieuwsgierigheid opgewekt die slechts op één manier bevredigd kon worden. Hij geloofde het eerst niet. Zoiets afschuwelijks kon toch niet waar zijn, zelfs in de horrorverhalen die hij elke avond voor het slapengaan las, kwam zoiets gestoords niet in voor.
Maar soms is niet te begrijpen op welke onmenselijke en morbide manier, misdadigers creatief kunnen zijn, zo passioneel te werk kunnen gaan. Met hart en ziel zich kunnen storten op ziets om het een kunstwerk naar eigen hand te maken. Van eigen makelij.
Toen een klein half uur later, al leek het voor de keizer meer dan een spreekwoordelijke eeuwigheid, de hofnar hem vond, lichtte deze onmiddelijk de keizerin in, na zich eerst eens te planten op die troon, van waaruit de keizer hem zoveel had bespot, had belachelijk gemaakt, had gekleineerd, om vandaar uit nu zelf eens met een misselijkmakende lach de, met goud en edelstenen bezaaide, scepter in de richting van de koning te zwaaien en hem beveelde om hem te doen lachen.
Ze was een prachtige vrouw, nouja, dan ook letterlijk was. Dezer dagen loopt ze erbij alsof ze elk moment uiteen kan vallen. Haar nek kon haar kalende hoofd slechts amper dragen, laat staan de kroon die erop stond. De dag waarop haar nek zou knakken als een oude, door houtwormen uitgeholde door vocht verteerde tak, was niet ver meer. Om nog maar te zwijgen over alles wat er zich onder die nek bevond.
Het keizerspaar had een dochter, een perfecte kopie van haar moeder, maar dan wel tot ieders vreugde een kopie van haar gloriedagen.
Haar weelderige rosse krullen hingen tot aan haar onderrug, haar lippen, zo rood als het bloed dat in haar vloeide en haar ogen, zo groen als de edelstenen die ze met een ketting rond haar nek droeg.
Spijtig dat haar ziel zo zwart was. Zwarter dan een nachtelijke hemel zonder sterren, zonder maan. Zo zwart dat zelfs de geesten, diep vanbinnen in haar, angst kregen voor hetgene zij gemaakt hadden van deze betoverende jongedame.
Ze hielpen de keizer rechtop, de arme man zat daar, versuft te baden in zijn eigen bloed, hoe het gebeurt was wist hij niet.
Hij is een goed man, kwade wil was, is en zal tot het einde van zijn leven, welke wel heel snel zou aanbreken, hem vreemd zijn. Spijtig genoeg was er geen ontkomen aan, de dood stond in het midden van de zaal te wachten. Zijn armen wijd open om de keizer te omhelzen met zijn benige armen. Zijn zeis stond wat verder tegen de muur, een enkele druppel bloed blonk op het lemmet.
Het was druk voor hem in het keizerrijk vandaag. Na de vrouw van lichte zeden die hij had moeten ophalen had hij liever wat langer gerust. Was hem dat een geval. Het gewaad dat hij doen aanhad had hij maar weggegooid. Nooit meer wou zelfs hij, de dood zelve, aan haar herinnerd worden.
Dat beeld bleef maar in zijn gedachten spoken. Zelfs hij, heerser van de onderwereld begreep niet hoe iemand tot ziets in staat kon zijn.
Enigmatische vragen en onopgeloste raadsels houden dit grote mysterie geheim.
-Matthias Soberon, 17 Januari 2008.